Naoberschap

Zodra iemand was overleden, werd de eerste buurman rechts hiervan in kennis gesteld, al was het midden in de nacht. Die bracht direct de andere
buren op de hoogte. Uit elk naoberhuis ging dan een volwassene naar het sterfhuis om het lijk af te leggen; een vrouw of een man, al naar gelang de
overledene een vrouw of een man was. Nadat het lijk was gewassen, werd de dode het doodskleed als een mantel omgehangen. Een van de naobervrouwen naaide met een speciaal daartoe meegebrachte naald en draad de zoom in het 'hennekleed'. Als dit was gebeurd, werden naald en draad in het vuur geworpen, want deze mochten nergens meer voor worden gebruikt. Dat zou ongeluk aanbrengen, zo meende men. Wanneer met deze naald een tand of kies zou worden aangeraakt, dan zouden alle tanden en kiezen van betrokkene uitvallen.
De beide naaste buren brachten per kruiwagen de huusholdplanken naar de timmerman en gaven hem opdracht tot het maken van de doodskist. Dit
werk had voorrang boven alle andere werkzaamheden. De timmerman verfde de kist dofzwart. De kist werd vervolgens door de buren opgehaald. Hiertoe
gingen de tien noodnaobers gezamenlijk naar de timmerman en ieder betaalde de timmerman uit eigen zak een stuiver voor zijn werk, niet meer en
niet minder. Eigenlijk was dit een soort belasting die de noodnaobers moesten opbrengen ten behoeve van de nabestaanden.

Na het afleveren van de kist in het sterfhuis, werd het lijk gekist, 'in 't vat legd'. Hier waren alle noodnaobers, zowel mannen als vrouwen bij aanwezig.
De kist werd vervolgens op een paar stoelen voor een van de ramen in het woonvertrek geplaatst. De luiken voor de ramen werden gesloten, of bij
afwezigheid van luiken werden witte lakens voor de ramen gehangen. Over de spiegel werd een doek gehangen en wanneer er een duiven- of andere
vogelkooi in het vertrek aanwezig was, werd hierover ook een doek gehangen, zolang het lijk in het vertrek stond. De klok werd stilgezet op het tijdstip
van overlijden.

Uit: Tijdschrift Historische Vereniging Beilen e.o. Een begrafenis in het verleden door Gerben Dijkstra.