Lucas Oldenhuis Gratama

Gematigd liberale afgevaardigde voor het district Assen. Had diverse functies op landbouwkundig gebied en was lid van de geneeskundige raad in Drenthe. Zette zich in voor afschaffing van de Jachtwet en sprak zich in 1879 met Van Houten uit voor algemeen kiesrecht. Ook Suriname had zijn belangstelling. In zijn woonplaats raadsheer in het Gerechtshof. Publiceerde over oudheidkunde en juridische onderwerpen. IJverig lid, dat zijn betogen puntsgewijs opbouwde.

Maakte zich op velerlei gebied verdienstelijk voor Drenthe, onder meer voor de archeologie. Was in 1854 medeoprichter van het Provinciaal Museum van Oudheden te Assen (Drents Museum). Bij de markeverdelingen en verkaveling van de heidevelden kwamen in zijn dagen hunebedden en grafheuvels in het gedrang. Zo stelde hij zich onder meer achter de aankoop van het grafheuvelveld (Tumulibos) en de vermeende Balloërkuil bij Rolde. Na in 1867 in de Statenvergadering bakzeil gehaald te hebben, publiceerde hij in 1868 een Open Brief aan het College van Gedeputeerde Staten van Drenthe, over de Zorg en het Onderhoud der Hunnebedden, waarin hij betoogde dat deze dringend beschermende maatregelen behoefden. Deze publicatie trok landelijk grote belangstelling en leidde ertoe dat op één na alle hunebedden binnen enkele jaren door Rijk of Provincie aangekocht werden.

Helaas liet hij de hunebedden ook restaureren: de stenen in hun verondersteld-oorspronkelijke positie terugbrengen en de resten van de aarden heuvels waarin de meeste hunebedden besloten waren geweest, verwijderen. In navolging van N. Westendorp meende hij namelijk dat die heuvelresten langs natuurlijke weg opgestoven waren. Bij de uitvoering door landarbeiders onder toezicht van bijv. de veldwachter was geen deskundige aanwezig, die had kunnen waarnemen dat deze heuvels in de prehistorie opgeworpen, niet opgestoven waren. Nu resten slechts enige doosjes met scherven, summiere krantenberichten en een onthutst rapport van de Leidse archeoloog W. Pleyte die de hunebedden kort daarop kwam laten fotograferen. Gratama's trotse verslagen op de internationale archeologische congressen te Stockholm in 1874 en Boedapest in 1876 lokten daar direct fundamentele kritiek uit, en brachten A.W. Franks, president van de Society of Antiquaries te Londen ertoe W.C. Lukis en H. Dryden in 1878 naar Drenthe af te vaardigen om de hunebedden op te meten.

In De Hunnebedden in Drenthe en aanverwante onderwerpen (1886) beschrijft Gratama zijn rol bij de hunebeddenbescherming in extenso. Hij geeft toe door een slechts in tekening weergegeven, maar (wat hij niet wist) niet uitgevoerde restauratie van de steencirkel van Avebury op het verkeerde been te zijn gezet. Ook herdrukte hij hierin de meeste van zijn (nuttige) archeologische studies in de Nieuwe Drentsche Volksalmanak. Hierin betoogde hij o.m. dat de Europese megalietgraven door de Noormannen gebouwd waren.

Gratama was een zoon van de Asser rechter en burgemeester Sibrand Gratama en Johanna Gesina Oldenhuis Kymmell. Hij studeerde rechten in Groningen. Op 12 oktober 1880 werd hij verheven tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. In datzelfde jaar ijverde hij voor oprichting van de onafhankelijke gemeente Schoonebeek. In 1884 werd de onafhankelijkheid een feit. In Schoonebeek is een straat naar hem vernoemd.