De Mulling

Het gebied hier heet de Mulling. Veel streeknamen eindigen hier op ing. Deze ing-namen werden vaak gebruikt om het bezit -huis en land- een naam te geven. Vaak hebben plaatsen eindigend met ing hun naam te danken aan hun eerste bewoner, de stichter van de plaats. Alting heeft zijn naam ontleend aan een persoon met de naam Alting welke weer afgeleid zou kunnen zijn van de oude voornaam Alte. In de middeleeuwen hadden mensen meestal alleen een voornaam. Een achternaam was toen nog niet nodig, omdat er genoeg voornamen voorhanden was. Klatering zou haar naam hebben kunnen ontleend aan een stichter met de naam Klater. Alhoewel de oorsprong van de naam Klatering ook een andere oorsprong zou kunnen hebben. Daarover straks meer. De Drentse eigenerfden droegen op een uitzondering na een ing-naam. Woonerven, akkers en weiden moesten een naam hebben ter lokalisering. De Mulling verwijst naar een esgrond. Een esgrond is een grond met een humusrijke bovengrond. De vruchtbare bovenlaag is ontstaan door een eeuwenlange geleidelijke ophoging met humushoudend materiaal, veelal plaggenbemesting, door de mens. Door deze eeuwenlange bemesting liggen esgronden wat hoger dan de rest van de omgeving. Deze hoogte is nog goed waarneembaar. De Mulling is een stukje es wat is blijven liggen in een door beken geërodeerd landschap. De Mulling ligt aan de Beilerstroom. De naam Mulling geeft aan dat dit een droge mulle grond was. Dit zou in tegenstelling kunnen zijn tot de streeknaam Klatering wat een klein stukje verder stroomopwaarts van de Beilerstroom ligt. De naam Klatering zou ook kunnen verwijzen naar een natte modderige grond. Klater is niet alleen een oude voornaam, Klater of Klatere, maar ook een ander woord voor een weke massa (modder), een haveloos persoon, een praatzieke persoon. Ook is het een plantkundige aanduiding voor een ratelpopulier en voor een plantnaam: de grote ratelaar. De ratelpopulier (klaterpeppel of klaterabeel) en de grote ratelaar houden van natte modderige grond.