Beilerstroom

H2 Kopregel

Hier heeft vroeger de Beilerstroom gelopen. Vandaar dat dit pad nu de naam “Stroompad” draagt. De Beilerstroom is een beek welke zijn oorsprong vindt tussen Orvelte en Westerbork en het water afvoert van het Drents Plateau naar Meppel. Van begin tot eind heeft de stroom zijn naam te danken aan de plaats of streek waar deze langs liep, t.w. Borkerstroom, Beilerstroom, Dwingelerstroom, Oude Vaart.

Begin 1900 had de Beilerstroom nog zijn natuurlijke loop. Op dit punt was nog de oorspronkelijke loop. Het was een stroom met vele bochten, die bij de herfst- en winterdag regelmatig voor overstromingen zorgde. Om het water beter af te kunnen voeren is in de 20e eeuw de stroom een paar keer omgelegd. Waar u nu is de eerste omlegging geweest. Deze omlegging is in 1929 gegraven. Bij deze opgraving is een geraamte gevonden van een zwaargebouwde man van 1.75 m. lang en tussen de 45 en 60 jaar oud. Onderzoek wees uit dat den man tussen 2900 en 2600 voor Christus geleefd heeft. De man is vermoedelijk om het leven gebracht door twee à drie klappen tegen zijn hoofd met een knotsvormig voorwerp gezien de gaten in de linkerkant van zijn schedel. De Beilerstroom kruiste hier een stukje verderop de Paltz om daarna weer in zijn oude loop terecht te komen. Deze liep tussen de wijk “de Vonderkampen” en het oude kerkhof door. Aan het eind van het kerkhof was een schut. Voor deze schut liep de Beilerstroom door langs waar nu het dierenparkje is en ging daar onder het Linthorst Homankanaal door verder. En na het schut liep het water langs de Nassaukade naar de Kolk (haven Beilervaart). Het schut was vroeger bedoeld voor de waterregulatie naar de Beilervaart. Dit om Meppel droog te houden maar ook om de Drentsche Hoofdvaart van water te voorzien. Ter hoogte van Smilde was vroeger in de zomer de waterstand niet hoog genoeg om aan alle scheepvaart doorgang te bieden. Het water van de Beilerstroom kon er voor zorgen dat de waterstand op peil bleef.

Voor deze omlegging in 1929 maakte de Beilerstroom hier een bocht naar de Paltz. De oorspronkelijke loop liep ten westen van het pand “Zalen Muller” waar we nu tegenaan kijken, kruiste daar de Paltz, liep daar nog een klein stukje door en maakte daar vervolgens een paar bochten om zo weer in loop te komen zoals hiervoor beschreven.

Hier bij “Zalen Muller” was ook de Weierd. Een kweekvijver of bewaarplaats voor vis noemde men in Drenthe vroeger een weijer. In de Middeleeuwen had Karel de Grote bij zijn paltsen grote goed onderhouden visvijvers. In het Drentse land treffen we een aantal van deze historische visvijvers aan, maar er moeten er veel meer geweest zijn waarvan de ligging nu niet meer te achterhalen is. Veelal dateren deze visvijvers uit de katholieke periode en zijn ze aan te treffen bij oude kloosterboerderijen, havezaten en kerken. Om de vis in leven (vers) te kunnen houden diende de weijer aan stromend water te liggen. Het eenvoudigst was om via een meander van het riviertje of via een sloot het water door de vijver te leiden. Daarbij was de vluchtweg voor de vis door een ingenieuze vlechtwerkconstructie afgesloten. Vis was in de Middeleeuwen en nog lang daarna een zeer belangrijke voedselbron, wat nog extra werd benadrukt door de talrijke vasten- en onthoudingsdagen waarop het gebruik van vlees was verboden. De katholieke Kerk heeft tot ver in de twintigste eeuw vastgehouden aan uitgebreide vastenpraktijken. Ter herinnering aan het lijden en de dood van Jezus werden onder meer alle vrijdagen 'dagen van volledige onthouding', waarop de gelovige werd geacht geen vlees van de dieren van het land te eten. Als vlees verboden was, en er toch gewoon gewerkt moest worden, hoe dan op krachten te blijven? Het antwoord was eenvoudig: door vis te eten. Vis was dan een volwaardig en eiwitrijk vervangingsmiddel. Vandaar dat Vrijdag voor katholieken lange tijd een Visdag was. In kloosters en abdijen kende men nog veel meer vasten- en onthoudingsdagen. De abdijen hielden daar rekening mee door de aanleg van een vijvertje bij de pastorieën waarin ook vis werd gekweekt. Voor grotere kwekerijen hadden de abdijen weijers aangelegd.

Zoals eerder benoemd lag hier in de Middeleeuwen een hoeve van het klooster Dickninge en de Beilerstroom had hier een sterke meander. In 1500 is deze hoeve door de kerk aangekocht om er een pastorie van te maken. Op deze plek was dus een weijer aangelegd door de geestelijken in die tijd.

Later nog meer over deze weijer.

Lees verder