Begraven

Uit onderzoek is gebleken dat ongeveer 20.000 jaar geleden rond Beilen al mensen woonden. Dit waren voornamelijk rendierjagers. Door veldontginningen in de vorige eeuw en de ruilverkavelingswerken tot in de 20e eeuw, werden geregeld resten van oude nederzettingen en begraafplaatsen gevonden. Ook toen al geloofde men in een voortzetting van het leven na de dood. Doden kregen grafgiften mee voor de reis van de ziel naar het dodenrijk. En ook toen kwamen de standsverschillen naar voren in de manier van begraven. In Drenthe kennen we de hunebedden van het Trechterbekervolk, dat zo rond 3400 voor Christus hier leefde. Toen werd waarschijnlijk ook niet iedereen in een hunebed begraven. Er waren toen ook enkelgraven en ook de grafheuvels (tumuli). In Drenthe zijn al meer dan 200 grafheuvels gevonden.

In de middeleeuwen werd in kerken begraven. In het jaar 785 werd door Keizer Karel de Grote de verplichting van het begraven ingesteld. Verbranding (crematie) mocht niet meer, het werd met geweld onderdrukt. In het Concilie (een vergadering van regionale christelijke leiders/ambtsdragers) van Paderborn werden in 34 korte, krachtige regels wetten opgesteld. Het verbood iedere vorm van een oude godsdienst, het christendom werd staatsgodsdienst. Enkele verordeningen waren:

Indien iemand naar heidens gebruik het lichaam van een gestorven mens verbrandt en zijn gebeente terugbrengt tot as, wordt hij gestraft met (het verlies) van zijn hoofd.

Wij bevelen dat de lijken van christelijke Saksen naar de begraafplaatsen van de kerk worden overgebracht en geenszins naar de heuvels der heidenen.

Men was dus nu verplicht om de doden te begraven in en om de kerk gelegen hoven.

De graven in de kerken brachten veel geld op. Er was hier ook veel tegenstand op. Karel de Grote zelf was er op tegen dat er in de kerk begraven werd. Het Concilie te Mainz in het jaar 813 besloot dat het verbod van de keizer gehoorzaamd moest worden, maar ontkrachtte het besluit weer grotendeels door uitzonderingen: er werd o.a. bepaald dat personen - zowel geestelijken als leken - die zich verdienstelijk hadden gemaakt voor de Kerk, wél in de kerk begraven mochten worden. In 814 overleed Karel de Grote en werd toen toch in de Dom in Aken begraven.

Begraven in de kerk was voor de kerk een behoorlijke bron van inkomsten. Elk verbod van Concilie of overheid stuitte hierop af. Er was geen kerk meer zonder kerkhof en geen kerkhof zonder kerk. Er kwamen steeds meer bezwaren tegen het begraven in de kerk. Door het herhaald openbreken van de kerkvloeren, verzakte deze. Zelfs de funderingen raakten aangetast. Een ander probleem was, dat de graven overvol raakten. Het steeds openbreken van vloer gaf ook vaak een ondraaglijke lucht. Vaak vielen mensen flauw door de ondraaglijke stank. Aan het eind van de 17e eeuw raakten geleerden er meer en meer van overtuigd, dat kerkhoven en graven in de kerk nadelig op de gezondheid werkten. Vooral wanneer er besmettelijke ziekten heersten. In de omliggende landen kwamen meer en meer verboden op het begraven in de kerk en of in de bewoonde gebieden van de steden. Dit was vooral gebaseerd op hygiënische gronden. Uiteindelijk werd in Nederland per 1 januari 1829 bij Koninklijk Besluit het begraven in kerken verboden. Nu moesten de gemeentebesturen dus gronden verwerven voor de nieuwe begraafplaatsen. Overigens werd op 26 augustus 1827 al bij Koninklijk Besluit gemeenten met meer dan 1000 inwoners verplicht een begraafplaats buiten de stad aan te leggen.

Beilen telde toen zo’n 600 inwoners. In Beilen werd er toen rond de Stefanuskerk begraven. In 1829 werd een stuk grond aangekocht voor de eerste begraafplaats in Beilen. Dit was toen eigenlijk min of meer al buiten de bebouwde kom. De Torenlaan bestond toen nog niet. De Beilerstroom liep toen nog door Beilen heen en was toen ook de zuidelijke grens van de begraafplaats. In 1883 besloot de gemeenteraad van Beilen om nog meer gronden aan te kopen voor uitbreiding van de begraafplaats. O.a. de weduwe Nijsmit verkoopt een stuk grond van 0,05 ha. aan de gemeente voor 75 gulden.
In 1900 wordt de begraafplaats in westelijke richting uitgebreid.

Op de plattegronden valt te zien aan de nummering van de graven hoe de begraafplaats zich in verschillende richtingen heeft uitgebreid.