De Domo

De DOMO neemt al jarenlang een belangrijke plaats in Beilen. De Drentse Onder Melk Organisatie werd op 5 maart 1938 opgericht met als doel om tot een verantwoorde verwerking van de overtollige ondermelk te komen. Ondermelk is melk waaruit het botervet zo goed als geheel is verwijderd. Bij de natuurlijke wijze liet men de melk rustig staan en het melkvet verzamelde zich dan in de bovenste laag. De resterende ondermelk werd vroeger weer als veevoer gebruikt.

Vanaf 1908 staat op die plek al een stoomzuivelfabriek, opgericht door een aantal vooruitstrevende boeren, onder de naam Coöperatieve Zuivelfabriek Beilen. Voor die tijd werd de melk hoofdzakelijk verwerkt op de boerderij. Deze bestond voornamelijk uit boterproductie. De overblijvende magere melk ging als voer naar het vee. De omstandigheden in de agrarische sector waren toen in het algemeen slecht. Er vond wat eigen verkoop plaats van melk en boter, soms vond er wat ruilhandel plaats, en soms werd er wat boter op de botermarkt te Meppel verkocht. Aan het eind van de 19e eeuw was het voor de boeren moeilijk geworden om te concurreren met de goede buitenlandse boter, vooral met de kwalitatief betere Deense boter. De boerenboter was te vaak van slechte en wisselende kwaliteit. De zuivelfabriek bleek de oplossing te zijn.

Door de voortschrijdende ontginning door de komst van kunstmest steeg de melkproductie snel. Stalmest was er vaak te weinig. Kunstmest brak pas eind 19e eeuw door. Een boer, die de kunstmest wenste te introduceren, maar op tegenstand stuitte, strooide het 's nachts om maar niet bespot te worden. Een anekdote vertelt dat er een boer was, die voor de grap kunstmest uitstrooide in de letters KUNSTMEST. Op deze plek groeide zijn gewas natuurlijk veel beter en waren zijn directe buren overtuigd.

Wanneer er geen blad aan de bomen zit is de DOMO al een tijdje in zicht geweest. De DOMO neemt al jarenlang een belangrijke plaats in Beilen. De Drentse Onder Melk Organisatie werd op 5 maart 1938 opgericht met als doel om tot een verantwoorde verwerking van de overtollige ondermelk te komen. Ondermelk is melk waaruit het botervet zo goed als geheel is verwijderd. Bij de natuurlijke wijze liet men de melk rustig staan en het melkvet verzamelde zich dan in de bovenste laag. De resterende ondermelk werd vroeger weer als veevoer gebruikt.

Vanaf 1908 staat op die plek al een stoomzuivelfabriek, opgericht door een aantal vooruitstrevende boeren, onder de naam Coöperatieve Zuivelfabriek Beilen. Voor die tijd werd de melk hoofdzakelijk verwerkt op de boerderij. Deze bestond voornamelijk uit boterproductie. De overblijvende magere melk ging als voer naar het vee. De omstandigheden in de agrarische sector waren toen in het algemeen slecht. Er vond wat eigen verkoop plaats van melk en boter, soms vond er wat ruilhandel plaats, en soms werd er wat boter op de botermarkt te Meppel verkocht. Aan het eind van de 19e eeuw was het voor de boeren moeilijk geworden om te concurreren met de goede buitenlandse boter, vooral met de kwalitatief betere Deense boter. De boerenboter was te vaak van slechte en wisselende kwaliteit. De zuivelfabriek bleek de oplossing te zijn.

Door de voortschrijdende ontginning door de komst van kunstmest steeg de melkproductie snel.

Wanneer er geen blad aan de bomen zit is de DOMO al een tijdje in zicht geweest. De DOMO neemt al jarenlang een belangrijke plaats in Beilen. De Drentse Onder Melk Organisatie werd op 5 maart 1938 opgericht met als doel om tot een verantwoorde verwerking van de overtollige ondermelk te komen. Ondermelk is melk waaruit het botervet zo goed als geheel is verwijderd. Bij de natuurlijke wijze liet men de melk rustig staan en het melkvet verzamelde zich dan in de bovenste laag. De resterende ondermelk werd vroeger weer als veevoer gebruikt.

Vanaf 1908 staat op die plek al een stoomzuivelfabriek, opgericht door een aantal vooruitstrevende boeren, onder de naam Coöperatieve Zuivelfabriek Beilen. Voor die tijd werd de melk hoofdzakelijk verwerkt op de boerderij. Deze bestond voornamelijk uit boterproductie. De overblijvende magere melk ging als voer naar het vee. De omstandigheden in de agrarische sector waren toen in het algemeen slecht. Er vond wat eigen verkoop plaats van melk en boter, soms vond er wat ruilhandel plaats, en soms werd er wat boter op de botermarkt te Meppel verkocht. Aan het eind van de 19e eeuw was het voor de boeren moeilijk geworden om te concurreren met de goede buitenlandse boter, vooral met de kwalitatief betere Deense boter. De boerenboter was te vaak van slechte en wisselende kwaliteit. De zuivelfabriek bleek de oplossing te zijn.

Door de voortschrijdende ontginning door de komst van kunstmest steeg de melkproductie snel.

Omstreeks 1930 kwamen de mengvoeders in droge vorm op de markt en vonden hun weg naar de veehouders. Tegelijkertijd werd door middel van een goede voorlichting het vee door de boeren steeds doelmatiger gevoerd en werd er steeds minder melk opgenomen. Er moest dan ook een andere bestemming voor de melk worden gezocht en gevonden.

In de zomer van 1937 werd door de Drentse Zuivelbond een commissie geïnstalleerd, bestaande uit enkele directeuren van fabrieken en een paar medewerkers van de Bond. De enige opdracht was zo spoedig mogelijk te komen met een adequate oplossing voor het ondermelkprobleem. Dit resulteerde in de oprichting van een vereniging voor de gezamenlijke verkoop van melk, die uiteindelijk op 5 maart 1938 opgericht werd onder de naam Drentse Onder Melk Organisatie. Het eerste DOMO-bestuur kreeg in 1938 als voorzitter B.J. Kooistra te Beilen. Tot eerste secretaris-penningmeester werd A. IJbema te Eext benoemd. In Eext werd het secretariaat van de vereniging D.O.M.O. Gevestigd en werden de verkoop van de melk, het regelen van het melktransport en overige administratieve werkzaamheden gedaan.

De start van de DOMO was niet gemakkelijk. Men bleef vooral in het begin afhankelijk van de bereidheid van de zuivelfabriek te Roden om melk aan te kopen. Wat later kwamen daarbij de fabrieken van Assen en Beilen, die zelfstandig een kleine poederinstallatie hadden gebouwd. Maar nog verliep het allemaal moeizaam. De opbrengstprijzen waren door de slechte zuivelmarkt laag. In diverse directeursbijeenkomsten werd de druk groot om een studie te maken voor een eigen verwerking van de melk door de DOMO. Men kwam tot de conclusie in onder meer het stichten van een centraal melkproductenbedrijf en naast ondermelk zou ook volle melk leveren. Naast melkpoeder zou het centrale bedrijf naast melkpoeder ook andere producten zoals boter en kaas kunnen bereiden.

Men concludeerde al vrij snel dat de kosten van een geheel nieuwe fabriek te hoog zou uitvallen en men sprak de voorkeur uit voor de aankoop van een pand of een bestaande zuivelfabriek in Drenthe.

Juist in die tijd had het bestuur van de Coöperatieve Zuivelfabriek Beilen plannen voorliggen om te komen tot het bouwen van een kaasafdeling. Men durfde dit, gezien de kosten, eigenlijk niet aan, zodat de secretaris van de Drentse Zuivelbond aan het bestuur van Beilen voorstelde om eens met het bestuur van de DOMO in gesprek te gaan. Uiteindelijk werd op 25 maart 1948 door beide partijen besloten om de Coöperatieve Zuivelfabriek Beilen te verkopen aan de DOMO. De DOMO als verkoopvereniging van melk had opgehouden te bestaan en werd nu het Coöperatief Melkproducten bedrijf 'DOMO' G.A. Tot algemeen directeur werd benoemd A. IJbema te Eext.

Het bedrijf heeft zich in de jaren daarna sterk ontwikkeld en uitgebreid.

In de jaren 30 van de 20e eeuw liep door de opkomst van mengvoeders de teruglevering van ondermelk naar de veehouders sterk terug. Direct na de oorlog zag men een dergelijke ontwikkeling ook met betrekking tot de teruglevering van wei door de kaasfabrieken. Wei is een afvalproduct welke vrij komt bij de fabricage van kaas. Dit werd nog extra gestimuleerd door de opkomst van de bussenreinigingsapparatuur, hetgeen de veehouders de mogelijkheid bood om de melkbussen gereinigd terug te ontvangen. Al spoedig werd de DOMO gevraagd deze wei ook op te nemen, zodat die kon verwerkt worden tot weibrokken voor mengvoerindustrie en tot sprayweipoeder voor de kalvermelkindustrie.

Reeds in 1962 had de DOMO al een export opgebouwd naar 45 landen.

Al spoedig na de totstandkoming van het centrale bedrijf in Beilen, ontstond er een bepaald contact met de Coöperatieve Condensfabriek 'Friesland'. Dit contact vloeide onder meer voort uit de gedachte, dat men voor de toenemende melkaanvoer afzet in andere producten moest ontwikkelen, zoals bijvoorbeeld geconseerde melk als koffiemelk. De samenwerking met de Coöperatieve Condensfabriek 'Friesland' ging daarna verder in 1957 met de stichting van een gezamenlijke frisdrankfabriek Rivella (frisdrank waar wei in verwerkt is) in Wolvega en in 1958 met de bouw van een coöperatieve fabriek voor kalvermelkpoeders te Sloten (de merken Sprayfo en Spraymes).

Sinds 1980 is de onderneming DOMO opgegaan in een grote noordelijke samenwerking. In het begin van de jaren negentig werd dit gevolgd door de fusie met de oostelijke coöperatie Coberco. Per 1 januari 2005 kreeg de onderneming het predicaat 'Koninklijk' en opereert vanaf die datum onder de naam Royal Friesland Foods.

Als groot bedrijf voor gespecialiseerde poedervormige ingrediënten en eindproducten, zoals babyvoeding, neemt het bedrijf in Beilen binnen de 'Koninklijke Friesland' een belangrijke plaats in.

Vroeger was het de DOMO-pijp, die van verre al zichtbaar was. Wanneer je weer van een reis weer terugkwam met de auto, dan zag je van verre de pijp al en kreeg je het gevoel van bijna weer thuis te zijn. De pijp staat er niet meer en nu zijn de grote poedertorens al van verre zichtbaar. Deze zijn in de loop van de jaren uitgebreid en vervangen. Op de poedertorens zit een overdrukventiel gemonteerd. Het kwam wel eens voor dat bij overdruk dit ventiel openging en er melkpoeder naar buiten werd gespoten. De hele omgeving, huizen, auto's, bomen, straten raakten dan bedekt met een dun wit laagje melkpoeder. De DOMO gaf dan opdracht om de ramen van de huizen in de omgeving te wassen.

Vroeger liet de stoomfluit van de Beiler zuivelfabriek drie keer per dag zijn doordringende geluid horen: 's morgens om 8 uur, 's middags om 12 uur, in de zomer om 17 uur en in de winter om 16 uur. Voor de op het land werkende boeren in de wijde omgeving was het geluid van de toet het sein om koffiepauze te houden dan wel naar de middagpot gaan, of om het vee te melken. De toet werd in de dertiger jaren door de toen dienstdoende machinist Jan Padding bediend. Ter onderscheiding van de vele andere Jan Paddings werd hij heel toepasselijk Jan Stoom genoemd.

Van het station liep vroeger een spoor naar de DOMO voor goederenvervoer per spoor. Deze aansluiting was in 1960 gemaakt en in 1967 weer opgebroken.

Melkpoederfabriek verwarmt zwembad en school in Beilen